Mijn naam is Mathilde Tubben, sinds 1988 ben ik werkzaam als dramatherapeut en sinds 1996 ook als psycholoog. Daarnaast heb ik 11 jaar als methodiekdocent en supervisor gewerkt bij de opleiding dramatherapie aan wat nu NHL Stenden is.
Voor ik onderzoek ging doen naar de TESS, had ik als dramatherapeut al jarenlang kinderen hutten laten bouwen. Ik wist dat de manier waarop ze dat aanpakten veelzeggend was, maar wát het precies te zeggen had, kon ik niet onderbouwen. Op een dag kwam er een jongen in therapie, een vluchteling. Hij probeerde aan de linkerkant van het lokaal een hut te bouwen, maar hij kreeg het niet voor elkaar. Hij probeerde het weer, nog eens en ineens was hij er helemaal klaar mee. Stampvoetend rende hij naar de andere kant van het lokaal en riep: ‘Dan bouw ik hier wel.’ Binnen vijf minuten stond er een prachtige hut.
Op dat moment trof de symboliek me. Ik wist: als ik nú niet met een goed meetinstrument aan de slag ga, dan zal ik dat mezelf altijd kwalijk blijven nemen. Een lange zoektocht begon, want… welke diagnostische conclusies kon ik trekken? Soms, als een hut stevig gebouwd was, ging ik er van uit dat het kind zelf stevig in zijn schoenen stond. Als een kind bij het bouwen sterk de nadruk legde op de buitenkant (en nauwelijks aandacht besteedde aan de binnenkant), concludeerde ik dat het kind de buitenkant benadrukte om zijn innerlijk te verbergen.
Bij het nalezen van eerdere observaties bleek dat er vaak begrippen naar boven kwamen die te maken hadden met egosterkte. Daar zijn we met een expertpanel van ervaren dramatherapeuten en methodiekdocenten dieper op ingegaan. Om een lang verhaal kort te maken: ik wist een matrix te ontwikkelen waarmee je niet alleen algemene uitspraken kunt doen over de egosterkte van een kind. Maar waarmee je ook informatie krijgt over vier ontwikkelingsopgaven: basisveiligheid, autonomie, initiatief en werkplezier en over drie ontwikkelingsvaardigheden: ruimte innemen, contact maken en integreren. Het resultaat was een compact meetinstrument met één totaalschaal en zeven subschalen. De TESS was geboren!
Vanaf 2005 heb ik met een enthousiast team van dramatherapeuten bijna 600 observaties gedaan van kinderen die een hut bouwden voor diagnostische doeleinden. Om te zorgen voor eenduidigheid in de metingen zijn alle therapeuten geschoold. Ingewikkeld is het instrument niet, maar het kost wel tijd en aandacht om de scoring en interpretatie onder de knie krijgen. Bij de TESS moet je scherp blijven tijdens het hele proces.
Daarnaast – en dat vind ik ook belangrijk – is de TESS een doorbraak binnen de beroepsgroep van vaktherapeuten. Voor het eerst beschikken we over een valide instrument voor het meten van egosterkte. Dat is goed voor de verdere professionalisering van het vak.
Ondertussen verandert er voor de kinderen helemaal niks. Je kunt nog steeds alle ruimte geven aan de eigenheid van het kind. Achteraf was dat misschien wel wat me zo alert maakte toen ik die jongen stampvoetend door het lokaal zag gaan.
Zijn persoonlijke verhaal kreeg op een symbolische manier ‘vorm’ in het bouwen van een hut. Ik ben er trots op dat we dat inzicht wisten om te zetten in een praktisch diagnostisch instrument.
Ja, natuurlijk! Ik kom van een boerderij en als de koeien ’s zomers in de wei stonden, hingen we grote kleden in de stal: het zag er een beetje uit als een koepeltent, heel luxe, met zelfs een drinkbak. Ik denk daar met veel plezier aan terug. Achteraf vind ik die ervaringen vooral waardevol omdat ik toen een voorschot heb genomen op de liefde voor mijn vak, dramatherapie. Het bijzondere van mijn werk is dat je ‘binnen het spel’ een wereld kunt creëren waarin je alles kunt zijn. Prinses, ontdekkingsreiziger, alles mag. Je neemt letterlijk je eigen plek in. Als kind wist ik dat nog niet, maar dat is een perfect vertrekpunt voor therapie.