De TESS is een empirisch getoetst observatie-instrument voor het meten van de egosterkte bij kinderen van 7 t/m 12 jaar. Je voert de TESS uit – in maximaal 45 minuten – aan de hand van een wetenschappelijk onderbouwde standaardprocedure. Eerst laat je het kind een hut bouwen en inrichten. Dan vertelt het kind een verhaaltje over de hut. Tot slot speel je dit verhaaltje samen uit.
Elke vaktherapeut (drama) kan de TESS inzetten in de klinische praktijk na het volgen van een scholing van 4 dagdelen. Op termijn is het de bedoeling dat er een aangepast scholingsprogramma komt voor psychologen, zodat ook zij met de TESS aan de slag kunnen.
De TESS geeft een gedetailleerd inzicht in de egosterkte van een kind.
De centrale totaalschaal geeft informatie over:
Zeven subschalen zeggen iets over:
Tot voor kort was er in de Jeugdhulpverlening geen enkel instrument beschikbaar dat expliciet de egosterkte kon meten bij kinderen. Dat terwijl de behoefte aan zo’n instrument er wel degelijk is.
Egosterkte vormt een centraal concept in de Jeugdhulpverlening. Vaak wordt een kind aangemeld omdat het niet weerbaar of zelfverzekerd genoeg is, te weinig vertrouwen heeft (in zichzelf en de ander) of flexibeler en meer ontspannen wil functioneren.
Egosterkte zou als onderliggend construct aan de basis kunnen liggen van bovengenoemde positieve eigenschappen. Zo staat in de vakliteratuur dat voldoende egosterkte (ego strength) of egoveerkracht (ego resilience) van fundamenteel belang is voor een gezond (lees: bevredigend) psychosociaal functioneren. Sterker nog, in de klinische praktijk vormt egosterkte een wezenlijke voorwaarde voor een goed behandelresultaat. Vandaar dat een gedetailleerd inzicht in de egosterkte waardevol is bij elke behandeling.